Tweet
Volg @cesar-therapie
cesartherapie logo
Oefentherapie Cesar
Achtergrond informatie Werkwijze Toepassingen Kwaliteit Kinderen Publicaties Contact Links
|   Medische begrippen   |   EBP   |   Oefeningen   |   Medische advertenties  
   
HOME  

 
Kinderen
Speel goed
Mond motoriek
Motorische start
Sensomotorische therapie
Van billenschuiven naar kruipen
Vallen en opstaan
Verveling
Begeleiding bij sensomotorische therapie
Problemen met leren schrijven
Houdingstraining voor jongeren
cesar url bar
 

Motorische start


Omrollen, tijgeren en verder ontwikkelen

De motoriek ontwikkelt zich steeds verder, hierin wordt het kind geprikkeld door signalen opgevangen met de ogen, de oren, de huid. Met name de ogen zijn ontvankelijk voor belangrijke sensorische (gevoels) prikkels, waarmee de motoriek (het bewegen) gestimuleerd wordt.

Vandaar dat de medici paramedici het regelmatig hebben over sensomotorische ontwikkeling.

Motorische ontwikkeling

Ik zal het wat nader toelichten: het kind gaat kijken, ziet beweging en kan met 4 tot 6 weken de ogen fixeren. Al snel leert het kind met het hoofd en de ogen een beweging te volgen. Het ziet je en volgt jou beweging. Vanaf ongeveer 3 maanden ontdekt het ook de eigen handjes, die al wuivend, wapperend voorbij komen en steeds beter te volgen zijn. Hierdoor kan het kind ze steeds beter sturen, gericht graaien, later grijpen en nog later loslaten. Raakt het te volgen object buiten beeld dan zal een kind vanaf ongeveer 6 maanden het beeld gaan zoeken door ook het lichaampje actief mee te laten helpen, door omrollen en schuiven, zoekt het kind het beeld op. Naar de zij rollen en even later omrollen van rug naar buik en na enige oefening weer terug op de rug. Zo kan het kind de omgeving steeds verder gaan verkennen en nieuwe uitdagingen vinden.

Om speelgoed te gaan pakken zal het op de buik liggend vooruit gaan schuiven, het zogenaamd tijgeren, eerst door sterke beweging vanuit de armen, later een beentje dat mee gaat doen en weer een week later het 2e beentje. Al gauw krijgt het door dat met het opduwen van de bips er meer snelheid komt en met enige weken zal het kind de knietjes onder de buik trekken en op de handen gaan steunen. Het kruipt, voor je het weet, razend snel de kamer door.

Met het kruipen wordt de rugspier gestimuleerd in coördinatie en kracht. Daardoor zal het kind vanuit de kruiphouding naar zit gaan komen en stevig stabiel kunnen zitten en het lichaampje goed in balans houden.

Het kind is klaar om zittend mee te gaan in het fietsstoeltje en in de kinderstoel.

Voor het spelen blijft het toch aan te raden het kind op de grond neer te leggen op rug of buik zodat het telkens opnieuw vanuit die houding naar kruipstand naar zit moet gaan komen. Dit blijft een terugkomende training die voor de motorische ontwikkeling van groot belang is, iedere herhaling is een bevestiging van eigen kunnen en geeft een positieve prikkel aan het zelfvertrouwen.

Van kruipen naar staan

Voor een goede motorische ontwikkeling is het kruipen van groot belang. We zullen er dus veel aan doen, om een kind in deze beweging te stimuleren. Het kruipen helpt om de omringende ruimte te leren verkennen en te leren ontdekken hoe jou lichaampje zich in die ruimte kan bevinden en voortbewegen. Het kind is met zijn hele lijfje bezig zodat het links, rechts, boven, onder voor, achter constant ervaren wordt vanuit de verschillende houdingen. Juist deze ruimtelijke ervaring samen met het ontworstelen aan de zwaartekracht maakt een kind behendig en zekerder in de motorische ontwikkeling.

Als de kruip fase overgeslagen wordt, omdat het kind al jong los kan zitten en vanuit die houding naar de staande houding is gekomen, blijven ruimtelijke oriëntatie, lichaamsplan en coördinatie van bewegen veelal verminderd in ontwikkeling. Het is dan ook niet vreemd dat juist deze kinderen op hogere leeftijd problemen met hun houding en of motorische vaardigheden krijgt.

Kan uw kind al zitten en heeft het niet gekropen, leg het dan telkens op de rug op de grond neer zodat het uit zichzelf omhoog moet gaan komen tot buik lig en zit daag uw kind met ballen en ander rollend speelgoed uit om erachteraan te gaan.

Als liggen niet prettig is

Veel kinderen met verminderde motorische ontwikkeling geven zelf aan dat liggen niet zo prettig is, voor je het weet ga je als ouder hier op in en zet je het kind neer om te kunnen spelen. Als ouder heb je het probleem van je kind opgelost en beide zijn tevreden.

Toch kan dit het begin van een verkeerd stimulans zijn. Je ontneemt het kind hiermee de mogelijkheid zijn eigen probleem op te lossen, aan te pakken. Dit klinkt heel groots maar dat is in feite wel wat er gebeurt, uw kind piept, u lost het op en ontneemt het kind een uitdaging om zelf te gaan oplossen. Dit gedragspatroon is er eerder ingesleten dan men over het algemeen denkt. Het juist zelf moeten doen geeft het kind stimulans en het leert zijn eigen mogelijkheden kennen en ontplooien, juist deze wilskracht heeft het nodig om iedere stap vooruit te komen en het kind zal zowel fysiek als mentaal sterker worden.

Geef uw kind daarom meerdere keren per dag de ruimte uitdagingen aan te gaan, zorg daarbij dat je jezelf toeschouwend opstelt en alleen de veiligheid in de gaten houdt. Laat het daarna rustig in de box spelen, zodat je kind de nieuwe bewegingservaring kan verwerken. Jijzelf hebt dan rustig de tijd om je eigen dingen te gaan doen.

DCD, ontwikkelingsstoornis van de coördinatie

Bij bovengenoemde kinderen wordt ook wel gesproken over DCD = development coordinaton disorder = ontwikkelingsstoornis van de coördinatie.

DCD is het gevolg van een ontwikkelingsachterstand van de motorische vaardigheden die geen verband houdt met een medische of neurologische aandoening.

Deze diagnose wordt soms ook het clumsy child syndrome of ontwikkelingsdyspraxie genoemd. DCD betekent een gebrek aan motorische coördinatie, welke nodig is om voor de leeftijd typische taken uit te kunnen gaan voeren.

Signalen bij baby's

Bij zuigelingen zijn er signalen die kunnen wijzen op motorische problemen. Bijvoorbeeld: passiviteit, lage spierspanning en weinig kracht, fladderen met de armpjes bij opwinding of schrik, overstrekken, onrust, asymmetrie, moeite met houdingsveranderingen, eenzijdig bewegen. Ook chronische aandoeningen aan de luchtwegen of veel huilen kunnen een aanwijzing zijn dat er iets aan de hand is.

In veel gevallen zullen de artsen van het consultatiebureau of de huisarts een rol spelen bij het signaleren van dergelijke problemen. Meldt u zich een keer extra bij een van hen als u twijfels heeft over de ontwikkeling van uw kind. Vaak geldt: hoe eerder een kind, indien nodig uitgedaagd wordt tot meer bewegen, des te groter de kans is dat het kind een positieve ontwikkeling doormaakt. De kinderoefentherapeut kan u en uw kind daar in begeleiden.